Het persoonlijk voornaamwoord eerste persoon meervoud (kortweg wij) verschilt nogal van zijn tegenhanger in het enkelvoud, en dan bedoel ik niet alleen in getal. Het systeem met de drie personen is redelijk duidelijk in het enkelvoud. Ik verwijst naar de spreker ('eerste persoon'), jij naar de toehoorder ('tweede persoon'), en hij of zij naar iemand buiten het gesprek ('derde persoon').
Wanneer iemand echter wij zegt, in het meervoud dus, zijn er niet plotseling twee 'ikken'. Er is nog steeds maar één spreker, maar die rekent zich wel tot een groep van meerdere personen. Nu is de vraag wie er allemaal tot die groep behoort. Wij wie? Een belangrijke vraag want jij zou er ook deel van kunnen uitmaken! En als iemand dingen zegt als "wij nemen de schuld op ons", "wij mogen morgen naar Disneyland", of "wij zullen de boel opruimen", dan is dat een nuance die je toch graag goed begrepen hebt. Want wat als je de schuld helemaal niet op jou wil nemen? En mag je ook mee naar Disneyland?
In het Nederlands ben je op de context aangewezen om te ontdekken wie wij precies is, en of jij daarbij bent. Maar er zijn talen in de wereld die hiervoor aparte 'wij'-vormen gebruiken. Als je in het Indonesisch kita hoort, dan mag je mee de boel opruimen, als je kami hoort, zullen anderen het wel voor je regelen. In de taalkunde spreken we van inclusief en exclusief 'wij', met of zonder de toehoorder, en als je het mij vraagt is het een verdomd handige taaleigenschap.
Toch zijn de meeste talen zoals het Nederlands en maken ze geen onderscheid tussen inclusieve en exclusieve 'wij'-vormen. Je moet ook al redelijk ver gaan voor je zo'n taal tegenkomt. In Europa is er geen enkele, je vindt ze vooral terug in Oceanië.